‘Wat is er met jou aan de hand?’
‘Niks? Hoezo?’
‘Wat heb je in je handen?’
‘Papier.’
‘Wat voor papier?’
‘Papier voor m’n kaft.’
‘Is dat niet een beetje weinig?’
‘Het zijn monsters.’
‘Monsters?’
‘Samples. Proefdingen, om thuis te vergelijken.’
‘Oh, die monsters. Leuk.’
‘Ja, maar het voelt een beetje als gordijnen kopen.’
‘Hoezo, gordijnen zijn toch gordijnen?’
‘Nou, nee hoor. Gordijnen heb je in allerhande lelijke varianten.’
‘Oh. Lelijke gordijnen. Ja. Nou ja, papier is in elk geval gewoon papier.’
Ik grinnik. Ik heb zeker vier kleuren wit en tien diktes in mijn hand, maar besluit niks te zeggen en spring op mijn fiets en race naar huis. Binnen leg ik op de keukentafel alle mogelijkheden in het juiste licht naast een proefdruk van mijn boekje. Met een frons in mijn voorhoofd probeer ik een keuze te maken.
Ik heb m’n jas nog aan.
Met een schuin oog bekijk ik mijn gordijnen.