Onder de regen
ligt een dekbed van wegen
gepoetst en gestreken
voor me.
Ze brengt me in een rechte lijn naar
de stad vanwaar ik kwam.
Met de lichtjes van mozaique
blijft de plek waar ik ben
fris
achter me
ze noemt zich van water tot vasteland,
alles wat het hebben kan,
motel Rotterdam.
Iemand
leidt mij naar de Waal,
waarlangs ik vanavond nog
met een ommezwaai
mijn straat in draai.
Hier ben ik
de dag in mijn rug,
dag brug,
ik ben terug.