‘Je moet natuurlijk wel een beetje het fort bewaken.’ De Denker schuift zijn stoel wat dichter bij de keukentafel.
De Dromer kijkt op. ‘Het fort bewaken?’
‘Ja. Bij onraad tijdig de brug ophalen.’
De Dromer knikt. ‘En hoe herken ik onraad?’
‘Aan de mensen met de snorren.’
De Dromer kijkt verbaasd. ‘Oké. En de lieve mensen?’
‘Die herken je zo.’
‘Dus de lieve mensen herken ik zo, maar de nare mensen dragen snorren.’
‘Juist.’
‘En de andere mensen zonder de snorren?’
‘Ja.’ De Denker kijkt geanimeerd. ‘Dat maakt het nou net spannend.’
‘Want…?’
‘Want dan komt op hele andere dingen aan.’