Zeventig

‘Is dit hoe het voelt, als we straks zeventig zijn?’ De Dromer zit op het aanrecht, trekt met zijn voet een la open en zet er een schoon kopje in. Het kopje valt om als hij de la weer dicht doet.
‘Wat?’ De Denker zit met zijn handen in het sop. Het sop zit ook op zijn hoofd.
‘Zo stil. En dat het dan goed is. Kijk, ik hoor niets.’  Hij houdt zijn vinger omhoog. De theedoek hangt over zijn schouder, hij kijkt naar alle hoeken van zijn ogen.
Luister, bedoel je, je hoort niets.’
De Denker zet een spatel in de beslagkom. Er staan nog drie pannenkoeken koud op tafel. Ze hadden tien pannenkoeken gebakken en daar heeft de Denker er vier en de Dromer er drie van gegeten. Nu zijn er nog drie over. Die mogen ook op, maar niet nu.
Als het aan de Dromer ligt brengen ze de pannenkoeken naar iemand die er wel drie van lust. De Denker vindt dat dat niet kan. Pannenkoeken brengen.
‘Dus dit is hoe het straks is.’ De Dromer zit nog steeds met zijn vinger omhoog. ‘Dit.’
‘Dat weet je niet’ mompelt de Denker in het sop. ‘Dit is wat wij bij die oude mensen bedoelen.
Zoals we willen dat het is.’

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *