Het kleine broertje hangt vanuit China al drie kwartier met me aan de telefoon en stopt nooit meer met praten.
Ik heb in de tussentijd de was, de afwas en een half pakje sigaretten gedaan.
Hij vertelt over zijn nieuwe Play Station zonder dat hij weet wat het is, en over oma die nu nog zieker is dan daarvoor.
En tante Lola is dood.
Dat kwam doordat haar man haar te vaak met haar hoofd tegen de muur had geslagen. Dat wist hij wel.
Neefje Ta Kan is taxichauffeur geworden en verder weet hij er niets van want hij verstaat hem niet. Daar wordt hij een beetje bang van. En de oom die knijpt te hard in zijn arm, daar wordt hij ook een beetje bang van. En in China is het ook heel warm. Hij denkt wel vijfhonderd graden.
Ik droom weg naar blauw verlichte fly-overs, nachtelijke taxiritten tussen skyscrapers en neon-reclames, teveel mensen arm en rijk.
En ik geef hem gelijk.
Ik snap er ook niks van.
Met een glimlach duik ik weer op de bank.
Op tv zie ik een Engelsman die door de chief van een afgelegen stam wordt omarmt.
Mijn broertje kletst alsof zijn leven er vanaf hangt. En laat me denken over wat het van hem worden zal. Later.
Tante Lola is dus dood. Had die lul van een man haar niet tegen een kussen kunnen slaan.
Had een hoop leed bespaard.
Maar ja. Achteraf is makkelijk praten.