Don’t forget the rest of us

Als we na vier en een half uur hobbelen over stenen en happen in stof met een volle blaas in het dorpje aankomen, zit iedereen al klaar. ‘Gepoetst en gestreken’ zou ik in Nederland zeggen. Maar dat is in dit dorp zonder stromend water -zonder uberhaupt water- een beetje ongepast.
Ze zitten klaar.

Stralend zitten de tachtig leden van de nomadenstam waar we op bezoek zijn voor hun tentje. Een huis, een thuis, een onderkomen waarmee wij nog geen halve dag op Lowlands zouden gaan staan.
Even stralend stap ik uit de jeep en in de hitte kijk ik om me heen. Naar wie loop je toe als iedereen al dagen zit te wachten op jouw hooggeeerd bezoek?
Moet ik naar een stamhoofd, of hebben ze die hier niet? moet ik iets uit, of moet ik iets aan, moet ik……
Moet ik hier een camera uit mijn tas gaan halen?
Daar staan we dan, te stralen.

Een vrouw komt druk pratend en in draf op ons af. Opa hobbelt er overzichtelijk achteraan. Hij draagt een mutsje en een jurk die vroeger wit was. Die man is oud. Rimpeliger kun je ze amper nog vinden, heden ten dagen.
De druk pratende vrouw neemt ons aan de hand en brengt ons naar haar huisje, haar tentje, haar onderkomen. Stralend gaat ze met haar armen vol plastic roze bloemen voor haar tentje staan. Samen met haar man, kaarsrecht, trots, samen, als een team naast elkaar.
De camera klikt. Ze staan erop.
Op naar de buren. Je moet niet denken dat het na 1 huisbezoek klaar is.

Iedereen bezochten we, iedereen. En allemaal poseerden ze met plastic bloemen, bergen plastic bloemen voor de camera. Bloemen die ze van een lening hebben gekocht, en waarvan ze kransen maken die straks door hun man in heel India worden verkocht. Niet via groothandels, gewoon, stiekem met de trein naar Delhi en dan zitten. Op straat. Met de kransen, voor 14 cent per stuk.

De lening heeft hun levens veranderd. Van niets zijn ze opgeklommen naar een fractie van een menselijke levensstandaard.

‘Opgeklommen naar een fractie van een menselijke levensstandaard.’
Ik kijk om me heen.
Voor me staan tien drukke peuters gekke bekken te trekken voor de filmcamera. Ze piesen bijna in hun broekjes van het lachen. Ze hupsen en springen heen en weer van enthousiasme.
Ik kijk om me heen.
Dit en dit en dit en dit hebben ze allemaal niet.

Ik denk aan Roemenie, ik denk aan Cambodja, ik denk aan Bulgarije. Ik knipper met mijn ogen, om te kijken of ik wakker ben.
Wat is dit, wat ben ik aan het doen, India, Roemenie, Cambodja en Bulgarije, wat ben ik aan het doen? Ik sta hier potverdomme armoede te vergelijken.

Iets doen. Ik moet iets doen- aan hier- maar ook aan mezelf. Ik moet iets doen.
Op elke straathoek omvallen van van verbazing.
Op elke straathoek. Niks is normaal.
Ik moet op elke straathoek omvallen van verbazing.

Als ik aan het einde van de dag druk uit het raampje zwaai weet ik niet meer of ik het moeilijk of makkelijk vind om weg te gaan.

One Response to Don’t forget the rest of us

  1. Koekebakker says:

    “Ik moet op elke straathoek omvallen van verbazing”….. Koekebakker denkt na…
    “Ik moet op elke straathoek omvallen van verbazing”…. Koekebakker denkt na…
    “Ik moet op elke straathoek omvallen van verbazing”…. Koekebakker denkt na…

    Ja.

    Bij voorkeur.

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *