Plat

Terwijl ik van de voetgangersoversteekplaats tegen de richting in het fietspad op draai, zie ik -op het fietspad- een stuk duif liggen. Een stuk vleugel en een enorm plat gereden ander stuk van de duif dat aan de vleugel vastzit. Geen bloed. Voor ik het goed en wel in de gaten heb rijd ik er overheen. Nu is-ie nog platter.
Ik moet grinniken, maar ik moet ook nog denken aan de opmerking van Lunchpauze-maatje dat ze ‘héél graag naar Auschwitz wil’. Nogal gek gekozen woorden, ook vieren -uh- zestig jaar later nog. En ik denk aan de sigaret die zij wel rookte en ik niet, maar later toch.
Als ik later naar huis fiets doe ik voor zesenveertig euro boodschappen zonder verpakking -behalve het wasmiddel, dat kun je niet zo in je hand meenemen- die ik thuis allemaal weggooi nadat ik eerst val op de natte straat en de de wasmiddelverpakking knapt om vervolgens leeg te lopen in de plastic tas waar de rest van de onverpakte boodschappen in zit. De omgeklapte paraplu had al een andere prullenbak gevonden. Weg ermee.
Ik stuur een sms.
Ik krijg een sms terug en ik stuur er nog een.
Thuis luister ik Travis.
De voordeur ruikt naar wasmiddel. En mijn fiets en mijn broek en mijn schoenen en drie theedoeken en het aanrecht ook. En de chips die op een hele andere plek lag smaakt ernaar.
Ik ben te druk. Vooral in mijn hoofd.
Dan krijg je dat.

Geef een reactie

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *