Archive for the ‘De denker en de dromer’ Category

De Dromer kan geen keuzes maken

1 december 2011

‘Het is niet dat ik geen keuzes kan maken, maar als er iets nieuws bij komt, dán kan ik geen keuzes meer maken.’ De Dromer kijkt op, met in zijn ogen een blik die kwetsbaarheid verraadt.
De Denker kijkt naar de tafel. ‘Je kunt dat nieuwe toch gewoon even apart zetten en dan even afwachten waar je het laat?’
‘Vanzelf?’
‘Ja. Vanzelf’, hij knikt sympathiek en aanmoedigend.
De Dromer moet er over nadenken. Dan schudt hij zijn hoofd. ‘Nee. Zo werkt het niet.’ Hij kijkt triest. ‘Maar ik weet dus niet wat ik weg moet doen, tot zich een uitzondering voordoet.’
‘Negatief?’
‘Of positief. Als het extra positief is, moet er iets extra’s weg.’
‘Ik toch niet?’
‘Nee. Jij niet. Iets.’
‘Ook niet onverwacht.’
‘Ook niet.’
‘Dus als het draait om mij of erbij, dan moet het erbij.’
‘Dan moet het erbij. Net als jij.’

Tijdgeest

31 oktober 2011

‘Ik denk dat het zo niet langer kan, met mij.’ De Dromer kijkt naar beneden en heeft een grasspriet in zijn mond. ‘Misschien moet ik gered worden.’ Hij gaat achterover liggen.
‘Ja, laten we jou redden.’ De Denker gaat naast de Dromer zitten en kijkt hem achterna. Via het gras van de berg naar het dorp en via wuivende bomen weer omhoog. ‘Misschien kunnen we je daarheen verplaatsen.’ Hij wijst naar de overkant.
‘Weet je’, zegt de Dromer terwijl hij naar de verte kijkt, ‘ik denk dat ik er daar ook best wat van kan maken.’
‘Dat denk ik ook.’ De Denker knikt.
‘Zou het verschil maken, denk je?’
Hij zou erop antwoorden als hij het wist.

De Denker weet nog wel wat

11 oktober 2011

‘Dus ik weet niet waar het aan ligt.’
‘Soms weet je dat ook niet precies.’
‘Zouden ze het gewoon niet kunnen?’
‘Hm. Ja. Kan.’
‘Of zouden ze het niet willen? Die mensen?’
De Denker zwijgt. De Dromer zwijgt ook. Ze weten het niet.
Dan vervolgt de Dromer. ‘Ja ik denk dat dat het is. Dat ze niet willen. Wullen.’
De Denker peinst. ‘Tsja. Willen moet je ook maar kunnen. Ik denk dat dat het is.’

En het eindigt op -ent

22 september 2011

‘Het alfabet is weg.’
‘Pardon?’ De Denker leest de krant. Hij staat vol woorden. Er staan hier en daar wel een paar foto’s waar nog meer woorden hadden kunnen staan, maar ach. Om nou te zeggen dat…
‘Zoek maar op: eloquent’ zucht de Dromer. ‘Nee, echt, het is weg.’
De Denker krabt op zijn hoofd. ‘Uh…’ Hij weet niet hoe hij reageren moet. ‘Eloquent?’
‘Ja’ stelt de Dromer. ‘Het is weg en ik wil het hebben, helemaal. Woorden die ik denk en woorden die ik zeg.’

Hek

24 juni 2011

‘Als ik jou nou wegdoe, denk je dat ik dan de liefde vindt?’ De Denker staat in de berm, rechts het pad en links het gras. Hij kijkt naar zijn schoenen.
‘Mij wegdoen?’ De Dromer kijkt op. Hij zit op een hek van een wei. De koeien grazen op de achtergrond.
‘Ja.’
‘Poeh.’ Hij krabt even op zijn hoofd en houdt zich dan weer vast. ‘Misschien. Maar vrienden kun je volgens mij niet wegdoen.’
‘Niet?’
‘Volgens mij niet.’
‘Waarom niet?’
De Dromer zucht. ‘Ik weet het niet. Ze blijven gewoon bij je zitten.’
De Denker glimlacht. Hij kijkt naar de grond.
Het liefst zou hij nu heel zachtjes de deur dichtdoen.

Een minimaal idee

1 februari 2011

‘Ik denk dat ik toch ben veranderd.’ De Dromer zit  aan de keukentafel. Hoofd omhoog, kin vooruit. Met de achterkant van een potlood tikt hij op de krant.
‘Toch?’ De Denker pakt twee mokken van het aanrecht en zet ze op de krant, daar waar de Dromer met zijn potlood zit.
‘Ja. Tóch.’
‘Hoe dan?’ De Denker neemt een slok.
De Dromer tikt. Eerst op de tafel en dan op de krant. Dan weer op de tafel en op de krant. Een keer op zijn lip, twee keer op de tafel een keer op de krant en dan op de rand van de mok.
‘Misschien weet ik dat wel niet precies.’
‘Natuurlijk weet je het wel. Als je kan zeggen dat je tóch veranderd bent, dan heb je ook wel een idee hoe. Op z’n minst een minimaal idee.’
De Dromer kijkt op. Hij heeft het potlood op de krant gelegd en tikt nu met zijn wijsvinger tegen de zijkant van zijn wang. ‘Da’s waar.’ Hij grinnikt. Hij heeft wel een minimaal idee.
‘Ik dacht gewoon eerst van niet.’
‘Je dacht eerst van niet.’
‘Ja.’
‘En nu denk je van wel.’
‘Nu wel.’
‘En daar is het al.’